zaterdag 24 december 2011

Pleidooi tegen pessimisme

Ik vond net een vrij geslaagde tekst van 2 jaar geleden terug.
De redenen dat ik haar post zijn de volgende. Het verbaast me hoeveel van mijn huidige, beter uitgewerkte levensfilosofie al duidelijk herkenbaar aanwezig is. Wat ergens wel een meerwaarde kan zijn is het 'levende' aspect van de boodschap van deze tekst - als het ware zou je dit als de geboorte van mijn filosofie kunnen beschouwen. En aangezien men best bij het begin begint, post ik haar eerst.
Mijn hoop is werkelijk dat iemand er iets aan heeft. :)
Enjoy.

---

Wanneer je, zoals de pessimist, de wereld veroordeelt tot ellende en wanhoop, wanneer schoonheid en goedheid, ja, wanneer geluk en liefde louter schijn en bedrog zijn, dan leid je toch wel een heel misérabel leven.
Ik voel dat dit niet helemaal mijn piste is, dat dit niet het uitgelezen moment is om het pessimisme te geselen. Mijn zorgen liggen elders. En toch… het is een belangrijk thema voor me. Pessimisme druist immers stellig in tegen mijn levensfilosofie, tegen het soort raad dat ik mijn medemens - die gelukzalige sloebers - zou willen geven.
Één van mijn impliciete stelregels is altijd geweest: het ongelijk van de negativiteit aantonen. Ja, de zaken doen pijn, zijn vreselijk, maar negativiteit is er geen geneesmiddel voor. Je brengt de hele wereld tot jouw ellendige niveau zodat het eigen lijden niet té erg lijkt – het is ten slotte overal zo, denk je dan. Ik pleit voor realisme en, als het goed gaat, zelfs optimisme. Bovendien is het laf om pessimistisch te blijven, want dat is een niet volkomen durven omhelzen van het bestaan. Je aanvaardt de pijn niet, maar schept omstandigheden waarin die minder erg lijkt, terwijl je eigenlijk je eigen hopeloosheid en ongeluk op de lange duur verergert en iedere geringe hoop op geluk versmacht in melancholische drek.

Een optimistische manier van denken, een optimistisch zelf- en wereldbeeld zijn onschuldige kinderziekten waaraan welhaast de gehele mensheid lijdt – als je het al lijden zou kunnen noemen. De optimist ziet de dingen niet zoals ze zijn, maar dat is een goed teken, want dat wil zeggen dat hij nog niet te hevig in botsing gekomen is met de realiteit, de harde realiteit die het fragiele optimisme aan scherven slaat. Alles is nog mooi en goed.
(!) Pessimisme, echter, is een kwaadaardige tumor, die langzaam maar zeker je hele systeem zal ondergraven en vernietigen, tot je te zwak en ellendig bent om nog recht te staan in die gemene, duistere wereld. Elke negatieve gedachte aangaande je zelfbeeld dient boven alles en fundamenteel onderzocht te worden. Dáárin moet je waarachtig zo realistisch en kritisch mogelijk zijn. Wanneer je bij jezelf zegt 'slecht' te zijn, moet je, ja moet je daarbij stilstaan en je afvragen waarom dat dan wel zo is. Je zal merken dat je slecht bent in een bepaald iets, niet in het algemeen. En daar aangekomen kan je je de vraag stellen waarom dat ene specifieke ding slecht is. Maar ik zal een voorbeeld geven.
Stel: de mensen mogen me niet, ik weet nooit wat te zeggen in de groep, en alles wat er toch uit komt wordt met cynisme ontvangen. Geen prettige ervaring. 'Ik ben slecht, ik kan niets, ik ben niet goed genoeg…' Een hele rits aan gedachten die door mijn hoofd kan gaan, wat zeker begrijpelijk is. Maar nu begint het. 'Ik ben slecht' is een veralgemening, en veralgemeningen zijn gevaarlijk, zeker als ze negatief zijn, omdat het maken van een écht correcte veralgemening uitermate moeilijk is – neem het van mij aan, als filosoof.
Ik denk na: ik bén helemaal niet slecht, ik kan gewoon niet met mensen omgaan. Opnieuw een veralgemening, opnieuw tijd voor analyse. Waar baseer ik me op? Ik kan niet goed omgaan met de mensen van mijn klas – en dat zijn toch zeker niet alle mensen. Dit is overduidelijk een veel draaglijker gedachte dan 'ik ben slecht'. Bovendien is het enige dat slecht is aan niet met je klasgenoten kunnen omgaan, het onaangename gevoel dat je daarbij hebt – en gevoel, in se, is nooit slecht.
Steeds negatieve gedachten reduceren tot de kern die ze écht zijn. Dan zijn het geen monsters die je overmeesteren, schaduwpoelen waarin je verdrinkt, maar concrete punten van aandacht. Nu ik, in het voorbeeld, weet dat ik niet kan omgaan met mijn klasgenoten, kan ik er over nadenken. Ik kan op zoek gaan naar oplossingen en redenen. Hoe komt het dat het niet klikt? Misschien is het gewoon een groep die me niet ligt en kan ik daarin rust vinden – er bestaan nog andere mensen dan zij.
Of misschien ligt het toch aan mij, misschien stel ik me onaangenaam op. Maar in plaats van me daar nu in te wentelen, en mezelf onnodig te kastijden door te zeggen dat ik stout en slecht ben, kan ik me afvragen hoe het komt, hoe ik het kan verbeteren, ja, zelfs hoe ik het kan oplossen. Misschien kan ik eens wat vaker een aardige opmerking maken: misschien ligt mijn ergerlijkheid in de ellende die ik thuis moet verdragen. Ik voel me daar kwaad en teleurgesteld door, maar kan dat niet tot uitdrukking brengen, en dus ontsnapt het door kiertjes waar ik geen controle over heb, ik 'schiet uit mijn slof' en maak voortdurend stekelige opmerkingen in de klas.
Ben ik daarom slecht? Zeker niet! Ik ben gekweld. En laten we er een oplossing voor zoeken: datgene wat me thuis problemen geeft, kan ik daar iets tegen doen? Zo-nee, kan ik een uitlaatklep vinden die ik zélf kies? Wanneer de energie er zit en het concrete probleem niet direct opgelost kan worden, dan is het nog steeds een beter idee zelf te beslissen wat ermee te doen: bijvoorbeeld gaan sporten, schrijven – zoals ik nu doe. (Ter verduidelijking: bovenstaande is niet autobiografisch! Al is het wel gebaseerd op iemand die ik ken.)

Ik liet me misschien een beetje te langdradig uit over het voorbeeld, maar ik hoop écht dat het demonstreert hoe je negativiteit steeds tot haar ware omvang kan en moet snoeien om vervolgens naar oplossingen te zoeken. Dit is zowat de regel: neem nooit genoegen met een negatieve gedachte.
Het is waar dat de analyse negatieve feiten oplevert, maar die kan je dan oplossen, of een manier vinden om er zo goed mogelijk mee om te gaan. Blijven staan bij negatieve gedachten is hetzelfde als je pols breken en niet naar een dokter gaan, om vervolgens te proberen er je niets van aan te trekken of zelfs erg dramatisch te besluiten dat deze pijn voor eeuwig is. Probeer er iets aan te doen! Ja, misschien zal je altijd wel een gevoelige pols blijven hebben, maar ook daar valt mee te leven: je kan er rekening mee houden en het blijft beter dan wanneer je het niet verzorgt. Blijven bij negatieve gedachten is jezelf nodeloos kwellen. We lijden al meer dan genoeg, er hoeft niet nog een schepje bij te komen.
Pijn aanvaarden: ja. Ze is er, dat is nu eenmaal zo: akkoord. Maar dit is niet het eindpunt! Door eerst nauwgezet te kijken wat pijn doet voorkomen we uitzaaïng van de kanker, zoals bijvoorbeeld zou gebeuren wanneer we er van overtuigd zijn dat wij of de hele wereld ellende en slechtheid zijn. Wanneer we een duidelijke diagnose gesteld hebben, kunnen we de behandeling beginnen: ons afvragen hoe we de pijn verlichten, een manier zoeken om er makkelijker mee om te gaan of zelfs dankzij het scherpe inzicht van de diagnose het hele probleem als een tumor wegsnijden.

Ook wanneer het niet over jezelf gaat, zijn negatieve gedachten onwenselijk. 'Alle mensen zijn slecht' ontneemt je van die lieve jongen of dat lieve meisje dat achter de deur op je staat te wachten. Een slecht en pessimistisch wereldbeeld is minder erg dan een slecht zelfbeeld, maar het ontneemt wel de motivatie tot leven en slaat de uitnodiging tot joie de vivre af. Een realistische kijk zal leren dat de wereld niet slecht is, zij is alleen niet zoals wij het zouden willen. De gang van zaken is amoreel, niet immoreel – wat net een grote vrijheid impliceert.
Wat me opvalt, is dat wanneer je pessimistische gedachten met de heggenschaar van de kritiek gaat snoeien, je niet anders kan dan eindigen met de bloesem van ofwel optimisme, ofwel realisme. De positieve gedachten laat je voor wat ze zijn. Zo lang zij niet als breekbare kristallen glazen tegen de harde grond van de realiteit te pletter vallen, kunnen zij ons uitstekend van de nectar des levens voorzien. Wie echter enorm te lijden heeft gehad zal waarschijnlijk het grootste deel van zijn servies aan optimistische gedachten tegen de vlakte zien gaan hebben – optimistische gedachten zijn net als zeepbellen! Zo'n mens komt uit op realisme, écht realisme. Beide eindpunten zijn draaglijker en dus verkieselijker dan pessimisme.

Geen opmerkingen: